BITCHES BREW REMOTE 31.10.2020
Wegens Corona-pech lukte het vorige week niet om u een noodrantsoen mee te geven. Deze week wél de volle 2 uur, weliswaar nog zonder commentaar (maar misschien denkt u: oef !). Daarom schrijven we die hier uit. We werken er aan …
Ik ben natuurlijk allang fan van Miles. Ik weet zelfs nog precies wanneer ik de eerste keer iets hoorde van hem. Het was een woensdagnamiddag in juni 1970, ik zat voor het open raam te doen alsof ik Latijn studeerde, de volgende dag hadden we daar ‘proefwerk’ van. Onze leraar wiskunde, die zelf een jazz-liefhebber was, had ons aangeraden eens naar ‘echte’ muziek te luisteren: de zijne, uiteraard. Hij vertelde ons dat er die dag om 5u op BRT 3 (het huidige Klara) een jazzprogramma voor ons bedoeld, werd uitgezonden: dat heette, gemakshalve, ‘Jazz Voor De Jeugd’. Door op het juiste moment aan de juiste knop te draaien op mijn transistorradiootje veranderde toen mijn leven. Niet meteen, eerst had de dj-van-dienst, ik denk, Sim Simons, het over Art Blakey, een razende drummer. Dat was al geen slecht begin. Dan kwam Charles Mingus, toen een naam in de folk muziek, omdat Pentangle wel op een mooie melodie van hem placht te ‘improviseren’, dat was ongehoord maar ik was me van geen kwaad bewust. En, toen … kwam ‘So What’, de bass en de piano-intro, en dan een zacht insisterende trompet unisono met een sax: 2 noten slechts, maar het was een epiphanie, om het maar zacht uit te drukken … Het wàs ook helemaal niet luid, zoals wij toen al gewoon waren, ook niet dramatisch … Eerder nadrukkelijk gewoon opgewekt, maar zónder glimlach, oproepend tot avontuur en halsreikend naar wat er achter de horizon lag … Het was me wel een stroomversnelling, zoals daar zijn in het leven, nietwaar ?
Er was een goede platenwinkel, ‘Grammofoonplaten Matthijs’, in het provinciestadje waar wij woonden, maar ik had het geld niet om elpees te kopen. We konden wel vynilplaten lenen per week in een plaatselijke afdeling van de Belgische Diskotheek, gehuisvest anderhalf uur lang op zaterdag in een bureau van de plaatselijke muziekschool. Dat koste 5 fr. (12 eurocent, x3, inflatiegewijs). Jan, mijn muziekvriend, had ‘Birth Of The Cool’ van Miles, afgaande op het toen al modieuse woord, aangevraagd. Die week kwam die dan in een doos uit de provinciehoofdstad, wel 25 km ver weg. Nu was het zo dat, als je de plaat terug bracht, die werd nagekeken op bijkomende schade, aan de hand van een kaartje erbij stak, waar de reeds aanwezige schade visueel of tekstueel aangeduid was. En zo gebeurde het dat Jan, de elpee moest overkopen, want er was veel schade bijgekomen. Dat was een ramp, want Jan had evenmin het geld – 80 franken (2 €) – en bovendien, de muziek was vroege Miles (1948, prehistorie, toen al), en niet de elektrische Miles die we wél lusten. Maar, na de nodige fondsen aan mijn ma te hebben gevraagd, zou ik – grootmoedig, als ik was – Jan uit de nood helpen en zelf de elpee kopen. Niet dat ik hem zo goed vond, maar een elpee voor zo’n lage prijs, met ‘Miles’ en ‘Cool’ op de kaft, dat was te mooi om te laten liggen. Ook toen al, liepen we met dat soort prestige-objecten onder de arm, bestudeerd nonchalant langs de mooie meisjes van de stad. En de schade ? Dat hebben we nooit goed begrepen, want de plaat zag er goed uit en ‘sloeg niet over’ (bleef niet haperen): meer moest dat niet zijn. Dat was in september 1971 en meteen ook het begin van mijn verzameling Miles, die ondertussen, een halve eeuw later, redelijk gigantisch is uitgegroeid.
De derde aanwinst, een jaar later, in de verzameling was dan – fenomenààl – een driedubbel-elpee: ‘The First Great Rock Festivals Of The Seventies – Isle Of Wight / Atlanta Pop Festival”. Het was de tijd van Woodstock, dat eerst tot ons geraakte met ook zo’n driedubbel mirakel. Misschien niet zo sfeervol als de Moeder Aller Festival, was die nieuwe, zo mogelijk, muzikaal nóg wel beter. En daar speelde de allerlaatste track zeker zijn rol als apotheose, zoals Jimi Hendrix’s ‘Star Spangled Banner’, uit de boxen knalde, nl. ‘Call It Anything’ van … Miles Davis. Alleen die titel al was opzienbarend cool. Gevraagd door Teo Macero, de producer die er ook bij was op het eiland, hoe de lange set-zonder-tussenpauzes moest heten, had Miles gezegd: ‘Call It Anything !’. Dat was spek naar onze bek: gewoon pure muziek zonder bijbetekenis, zuivere sound, no show and other bullshit … Dat album had ook een prachtige, spectaculaire foto, van de eerste écht grote rock-fotograaf Jim Marshall, op de uitgeklapte binnenhoes: in een rode ondergaande-zon gloed staat een groep hyper-geconcentreerd te spelen voor een onafzienbare menigte. Het was pas vele jaren later dat ik me realiseerde dat het ook Miles en zijn mannen, die vanuit een podiumpositie net achter hen, vastgelegd waren, vóór die 600.000 Europese hippies ! Het grootste publiek waar ze ooit zouden voor optreden …
De muziek zelf was herkenbaar én terzelfdertijd heel ongewoon: de sound was rocky, de muzikale creativiteit was improvisatie van de hoogste jazz-plank. Rock & Folk, het Franse muziektijdschrift, beschreef ze, in hun oktobernummer, zo :
‘Miles Davis fut, à son habitude, sombre et magnifique. Noir, austère, silencieux. Feu. L’ ancien compagnon de Charlie Parker, dans un festival pop. Miles Davis, plus jeune que tout le monde, plus grand aussi. S’ il y avait des prix à la fin du festival, lui et son groupe les rafleraient tous. Meilleur orchestre, meilleure soliste, meilleur batteur, bassiste, pianiste … Un morceau, long, pas assez, bâti sur d’inextricables figures rythmiques d’ou émergeait parfois l’ ébauche d’un tempo binaire, fond sonore fragmenté mais extraordinairement dense, enrichi par des entrelacs tissés par les deux claviers, opposés, fondus, et les percussions de Airto, le brésilien, des longues interventions fluides de Bartz, et – le contraste est éttonant – des courtes phrases torturées de Miles, hachées de silences aussi expressifs que les notes elles-mêmes. Et derrière, DeJohnette, grand qui jette un fond sonore bruissant, éclatant, invraisemblable de richesse et de swing. Miles Davis et son groupe firent passer sur Wight un grand bruit noir et rouge, et le public, fasciné, autant que dérouté, comprit qu’il se passait devant ses yeux, quelque chose de different, certes, mais aussi de très grand. Il acclama, encore et encore, mais Miles ne revint pas. Miles ne revient jamais.’
En, gij nu …
MILES DAVIS – Isle Of Wight, Afton Farm, 29.8.1970 :
– ‘Call It Anything: Directions – Bitches Brew – It’s About That Time – Sanctuary – Spanish Key – The Theme’ – 35’32”
Miles Davis: trumpet, Gary Bartz: sax, Chick Corea en Keith Jarrett: keyboards, Dave Holland: el. bass, Jack DeJohnette: drums & Airto Moreira: percussion.
En we gaan verder met: TERRI LYNE CARRINGTON + SOCIAL SCIENCE – Waiting Game (2019) -‘Dreams and Desperate Measures’ – 45’02”
Drums – Terri Lyne Carrington, Acoustic Bass – Esperanza Spalding, Guitar – Matthew Stevens, Piano, Keyboards – Aaron Parks, Saxophone, Electric Bass – Morgan Guerin.
Orchestrated By – Edmar Colón: Violin – David France, Layth Sidiq, Mimi Rabson, Flute & Alto Flute – Wendy Rolfe, Clarinet, Bass Clarinet – Matthew Stubbs & Cello – Jeremy Harman.
Vervolgens … GRATEFUL DEAD – Recorded live on April 26, 1972 at the Jahrhundert Halle, Frankfurt, Germany – ‘Cryptical Encevelopment’ – 36’29”
Jerry Garcia: lead guitar & vocals, Bob Weir: lead vocals & rhythm guitar, Ron ‘Pigpen’ McKernan: organ & vocals, Keith Godchauw: piano, Donna Godchaux: vocals, Phil Lesh: bass & vocals, and Billy Kreutzmann: drums.
We ronden af met: KRIS DAVIS & BILLY DRUMMOND – Duopoly (2016) – ‘Eronel’ – 5’28”
Kris Davis: piano & Billy Drummond: drums
contact: bitchesbrew@radioscorpio.be